Headerafbeelding

Veelgestelde vragen Scoutingspel

Op Scouting.nl vind je alle informatie die je nodig hebt als jeugdlid of vrijwilliger van Scouting. Toch kan het zijn dat je nog ergens een vraag over hebt. Die vragen kun je altijd stellen aan de specialisten bij Scouting Nederland. Voordat je je vraag stelt, kun je hier kijken of je vraag over het Scoutingspel toevallig al bij de veelgestelde vragen staat. Het antwoord op je vraag niet gevonden? Stel je vraag dan via de chat rechtsonderin, stuur een mail naar onze spelspecialisten of Whatsapp ons! 

Leidingteams

  • Een leidingteam bestaat uit een teamleider en de overige leidinggevenden bij een speltak. De teamleider vervult een coördinerende rol binnen het team. Draai je een gemengde speltak? Dan is het leidingteam ook gemengd. Bij een niet gemengde speltak moet het aantal leidinggevenden dat dezelfde sekse heeft als de speltak, in de meerderheid zijn. Bij een meisjesspeltak is het aantal leidinggevenden dat vrouw is, dus in de meerderheid.

    Een leidingteam bestaat minimaal uit twee personen, waarvan één iemand gekwalificieerd leidinggevende is. Een opkomst kan dus niet doorgaan als het minimum aantal leidinggevenden niet aanwezig is.

    De verhoudingen van het aantal gekwalificeerde en niet-gekwalificieerde leidinggevenden in een speltak, het aantal leidinggevenden op het aantal kinderen, het aantal personen dat beschikt over een EHBO-diploma en meer informatie vind je in het teamprofiel van jouw speltak. De overige regelgeving, zoals een verplichte Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en verantwoordelijkheden van een leidingteam, vind je in het Huishoudelijk reglement.

  • Hiervoor gelden de leeftijden zoals beschreven in het huishoudelijk reglement:

    • Bevers en welpen: vanaf 17 jaar
    • Scouts: vanaf 18 jaar
    • Explorers: vanaf 20 jaar
    • Roverscouts: vanaf 21 jaar (coach), vanaf 23 jaar (adviseur)

    Wil je bijvoorbeeld leidinggeven bij de bevers of de welpen, dan kun je 3 maanden voordat je 17 wordt ingeschreven worden als leidinggevende.

    Voor teamleiders geldt een andere leeftijd:

    • Bevers en welpen: vanaf 18 jaar
    • Scouts: vanaf 21 jaar
    • Explorers: vanaf 21 jaar
    • Roverscouts: niet van toepassing

    Ten aanzien van de maximumleeftijd van leidinggevenden geldt een advies van 45 jaar.

  • Volgens de leeftijdsgrenzen in het huishoudelijk reglement van Scouting Nederland geldt dat het merendeel van de explorers nog geen leidinggevende kan zijn. De minimumleeftijd voor leidinggevenden is namelijk 17 jaar bij de bevers en welpen en 18 jaar bij de scouts. Daarnaast moet je er goed over nadenken of je nu al leidinggevende wilt zijn. Er komt namelijk meer bij kijken dan je denkt, zoals met wie je meegaat op kamp. En er gaat veel tijd zitten in leidinggeven. Je moet je dan ook afvragen of je al je activiteiten, zowel binnen als buiten Scouting, goed met elkaar kunt combineren. Op bladzijde 108 en 109 van de Explorergids vind je meer informatie en tips over dit onderwerp.

  • Het Huishoudelijk Reglement stelt bij een gemengde speltak een gemengd leidingteam verplicht. Binnen een niet gemengde speltak moet in het team van leidinggevenden ten minste een meerderheid van dezelfde sekse aanwezig te zijn als de sekse van jeugdleden.

Ceremoniën

  • De ceremoniën en rituelen bij Scouting hebben een reden, ze zijn er niet zomaar. De herkenbare manier waarop wij openen en sluiten is een signaal naar onze leden en naar buiten. Aan onze leden laten we op een duidelijke manier zien dat de opkomst begonnen of afgelopen is. Dit geeft structuur aan je opkomst. Opening en sluiting zijn hiermee ook de rustmomenten in je programma.

    Ceremoniën bevorderen ook het groepsgevoel en geven iedereen het gevoel dat ze erbij horen. Dit is belangrijk, omdat jeugdleden zich naarmate ze ouder worden steeds meer bewust zijn van hun omgeving en vooral hun positie daarin. Voor leiding is de opening een makkelijke manier om de scouts bij het begin van de opkomst meteen op hun gemak te stellen.

    De opening (en eventueel het hijsen van een vlag) is ook naar buiten toe heel herkenbaar: iedereen die scouts ziet openen of sluiten weet onmiddellijk waar we mee bezig zijn en dat we scouts zijn.

    Ten slotte biedt het openen en sluiten een praktisch begin voor uitleg of mededelingen die je voor of na het programma moet doen, dit is het moment waarop je de onverdeelde aandacht van de leden zou moeten hebben.

    Voor de verschillende leeftijdsgroepen is een eigen opening.

    • Bevers
    • Welpen, openen en sluiten
    • Scouts: het openen en sluiten van scouts staat beschreven in de Scoutsgids.
    • Explorers en roverscouts: explorers en roverscouts hebben geen voorgeschreven wijze van openen. Je kunt het op dezelfde manier doen als bij de scouts of je kunt een eigen manier bedenken. Het is wel goed om een vaste wijze van openen en sluiten te hebben. Dit geeft structuur aan de opkomst en je weet precies wanneer de opkomst is begonnen. Al is het maar samen een kop koffie of thee drinken.
  • Vanaf de invoering van de Scoutfit is er nog slechts één saluut, het half saluut of geheim saluut. Wel is er een verschil tussen welpen en de oudere speltakken. Welpen gebruiken twee vingers omhoog (wolvenkopje, met twee oren) de oudere speltakken gebruiken drie vingers. De drie vingers geven de drie delen van de belofte aan. De duim die over de pink gelegd wordt, symboliseert de sterke die de zwakke beschermt.

    Het saluut is met twee (voor welpen) of drie vingers (voor de oudere speltakken) ter hoogte van je schouder. Dit saluut gebruik je op een beperkt aantal momenten: bij het afleggen van de belofte, het opzeggen van de wet en bij het hijsen van de Nederlandse vlag of het spelen van het volkslied.

  • Scouting Nederland heeft hier nog geen officieel protocol voor. Het advies is om het protocol van de scouts op de Dam te volgen. Die geven geen saluut: niet tijdens de stilte, niet tijdens het volkslied en niet tijdens het leggen van de kransen.

  • Vlaggen kunnen worden gebruikt voor het doorgeven van signalen (net als bij semafoorvlaggen), maar ze kunnen ook worden gebruikt als identificatiemiddel. Landen en provincies, maar ook bedrijven en organisaties, hebben hun eigen vlag om hun geschiedenis of hun doelstellingen te symboliseren.

    Bij Scouting gebruiken we vlaggen ook met een doel: de vlag dient als identificatiemiddel voor de speltak, de Scoutinggroep en de landelijke organisatie, maar laat ook onze doelstellingen en symbolen zien.

    Op de speltakvlag is het bij de speltak behorende speltakteken afgebeeld. Op de groepsvlag staan de symbolen van de eigen Scoutinggroep en op de Scouting Nederland-vlag staan de symbolen van Scouting. De lelie en het klaverblad van de internationale Scoutingbewegingen met als achtergrond het rood wit blauw van de Nederlandse vlag.

    Zowel bij de groepsvlag als bij de vlag van Scouting Nederland laten de lelie en het klaverblad ook de doelstellingen van de organisatie zien. De drie blaadjes aan het klaverblad en de drie punten van de lelie symboliseren namelijk ook weer de drie punten van de belofte. De ceremonie waarin we de vlag hijsen, is bedacht bij het begin van Scouting. Inmiddels is deze ceremonie binnen Scouting zo internationaal verspreid dat het een onlosmakelijk onderdeel van de Scoutinggebruiken is dat in bijna ieder land voorkomt. Het maakt niet uit waar ter wereld je bent, je kunt er bijna vanuit gaan dat scouts de bijeenkomst beginnen met het hijsen van de vlag.

    Dit schept ook internationale verbondenheid, het lijkt er niet zo zeer om te gaan wat we doen, maar meer om het feit dat we het 'allemaal' doen.

  • Er is niet echt een standaard manier om over te vliegen. Op deze manier kun je als speltak en groep je eigen identiteit zichtbaar maken. Overvliegen wordt vaak als groepsactiviteit gedaan. In ieder geval zijn de speltakken waarvan de leden overvliegen aanwezig. Zorg ervoor dat het overvliegen leeftijdsspecifiek is. Zeker wanneer het een groepsactiviteit is, moet je ervoor te zorgen dat het niet te spannend is voor de bever die naar de welpen gaat, maar ook wel uitdagend genoeg voor de explorer die roverscout wordt.

    Veelal wordt er een activiteit gedaan waarbij echt wordt overgevlogen: een kabelbaan, een touwbrug, een vlot of iets dergelijks, waarbij de overvliegers letterlijk van de ene speltak naar de andere speltak gaan. De uitvoering is erg afhankelijk van de mogelijkheden in je omgeving. Zorg wel dat het leuk blijft.

  • Scouting Nederland wil benadrukken dat ontgroenen absoluut niet in onze vereniging past. Een positieve welkomstceremonie is daarvoor wel passend, bijvoorbeeld door samen een feestmaal te maken of een klimtoren te bouwen. Scouting staat voor het leren kennen en verleggen van je grenzen, maar het mag nooit zo zijn dat kinderen angstig zijn, zich niet veilig voelen of dat ze er geestelijk of lichamelijk letsel aan overhouden. De veiligheid en geborgenheid van de kinderen staat voorop, dat is ons grootste goed.

    Het is belangrijk om jezelf de volgende vragen te stellen: vindt iedereen het leuk en worden hun grenzen gerespecteerd? Hebben de jeugdleden er inspraak op? Kun je goed aan anderen uitleggen wat je doet en waarom je het doet? Hoe zou jij je voelen?

    Het is veel leuker om te vieren dat je nieuwe leden hebt of sámen een grote uitdaging aan te gaan. Laten we er bij Scouting voor zorgen dat zij zich welkom en veilig voelen.

  • Als de nieuwe jeugdleden een tijdje meedraaien, wordt het tijd voor de officiële installatie als lid van jouw speltak. Daar is geen vast tijdstip voor: één week na het overvliegen is wat snel, maar maanden wachten is nu ook weer niet nodig. Als de nieuwe leden na een tijdje zeker weten dat ze willen blijven, dan kun je gaan installeren.

    Bij je installatie spreek je de belofte uit. Dit is een officieel, plechtig moment waarbij je aan de anderen laat zien dat je er echt bij wilt horen. De speltak bevestigt dat je vanaf dat moment lid bent. Een ceremonie is dus een volgens ‘vaste’ regels geordende plechtigheid. Wat die ‘vaste’ regels zijn, is per groep verschillend, maar een aantal dingen doen bijna alle groepen wel.

    Om te beginnen, staat de inhoud van de belofte vast: die is dus voor iedereen in de speltak hetzelfde, maar er zit wel een opbouw in. Verder geef je als nieuwe scout aan degene die de belofte afneemt vaak je linkerhand, terwijl je met je andere hand de groet (saluut) brengt. Bij sommige groepen wordt de vlag gehesen en zijn de ouders bij de installatie aanwezig. Wil je er iets bijzonders van maken bij explorers of roverscouts, dan kun je de installatie ook op een bijzondere plek houden, zoals bij het Drielandenpunt, de piramide van Austerlitz of op de veerboot naar Terschelling.

    Iedere groep heeft zijn eigen manier om te installeren. De persoon die de belofte afneemt, is per groep verschillend. Soms is het de groepsvoorzitter, vaak is het een leidinggevende. Bij explorers is het iets van de afdeling en zal het de voorzitter van het afdelingsbestuur (een andere explorer dus) zijn, bij weer andere groepen neemt de begeleiding de belofte af.

    Bedenk van te voren hoe je het wilt doen en waarom. Je kunt beter iemand een hand geven en het simpel houden door alleen de tekst op te lezen, dan dat je er een lachwekkende vertoning van maakt waar niemand zin in heeft. Als je de installatie niet serieus neemt, verliest deze zijn waarde. Je zult je eigen installatie nog heel lang herinneren, zelfs na jaren. Het is dus belangrijk dat je er een beetje werk van maakt. Ouders vinden het vaak leuk om hierbij aanwezig te zijn.

    Enkele voorbeelden van installaties:

    De explorers ontvangen de nieuwe leden en hun ouders met koffie en iets lekkers. Na een welkom van de afdelingsvoorzitter wordt er geïnstalleerd. Een begeleider of explorer geeft het nieuwe lid zijn of haar linkerhand, de rest van de afdeling staat er omheen. Het nieuwe lid zegt de belofte duidelijk op. Daarna wordt het speltakteken opgespeld. Hij of zij groet de afdeling en de afdeling groet terug door ‘Welkom’ te roepen. Als iedereen geïnstalleerd is, wordt er een afdelingsfoto gemaakt. Deze installatie wordt feestelijk afgesloten met een hapje en drankje.

    De stam gaat op een weekendkamp naar een bijzondere plek, bijvoorbeeld boven op de Sint Pietersberg of op de pont over het IJ. Daar geeft het nieuwe lid een linkerhand aan één van de roverscouts. Alle anderen leggen hun handen daar bovenop. De bereidverklaring wordt opgezegd. Daarna volgt het opspelden van het speltakteken en het installatieteken van Scouting Nederland. Aan het einde van de installatie wordt er nog een fles ‘Jip en Janneke’-bubbellimonade gedronken. De rest van het weekend staat in het teken van teambuilding en elkaar beter leren kennen.

Scoutfit

  • In het huishoudelijk reglement is precies beschreven waar welk insigne of teken op je Scoutfit zit. Officieel mogen er alleen speltaktekens, installatietekens, badges en insignes op de Scoutfit blouse gedragen worden, dus niet op het blauwe Scoutfit T-shirt of de Scoutfit trui.

    Op de linkerborstzak (op het hart) zit het installatieteken van Scouting Nederland. Boven de linkerborstzak zit het deelnemersinsigne van een grote activiteit, zoals de World Scout Jamboree of Nawaka. Dit insigne draag je tijdens de (voorbereidingen op de) activiteit en mag na de activiteit nog een jaar op je blouse blijven zitten.

    Op de rechterborstzak zit het speltakteken. In principe draag je op elke blouse één speltakteken. Ben je roverscout en welpenleidinggevende, dan heb je twee kleuren Scoutfit blouses met elk het bijbehorende speltakteken.

    Boven de rechterborstzak zitten de kwalificatietekens voor leiding en wanneer je naar het buitenland gaat, draag je hier de Nederlandse vlag.

    De rechtermouw is voor naambandjes en insignes die aangeven waar je vandaan komt: groepsnaambandje, regiobadge, nest- of ploegteken of afdelingsnaambandje.

    De linkermouw is voor alle insignes die je verdiend hebt. Ook het gidsen- en helperteken hoort hier. De linkermouw biedt ook plaats aan herinneringsbadges van kampen en activiteiten. Ook hiervoor geldt dat ze een jaar op je Scoutfit mogen blijven zitten. Als er geen plaats meer is op je linkermouw en je wilt er een nieuw aandenken bij plaatsen, dan zul je er dus eerst één af moeten halen, want de rest van je blouse is leeg. Er zitten geen badges op je rug of iets dergelijks.

    Voor funbadges, zoals de welkomstbadge, themafiguurbadges en de spreekbeurtbadge is geen officiële plek afgesproken. We adviseren hiervoor de afspraken binnen de groep te volgen. Doe daarvoor dus navraag bij je leiding. Sommige scouts kiezen er ook voor deze badges op bijvoorbeeld een kampvuurdeken te bewaren.

    Klik hier voor de afbeeldingen van tekens op de Scoutfit.

Kinderen met een beperking

  • Nee, de visie van Scouting Nederland is dat kinderen met een beperking gewoon meedoen met het reguliere Scoutingspel. Het is niet de bedoeling om deze kinderen te stigmatiseren. Het uitgangspunt voor scouts met een beperking is dus de bij de betreffende doelgroep meest passende speltak met het reguliere spelaanbod en de bijbehorende Scoutfit.

  • Er zijn nog geen pictogrammen speciaal voor dit doeleinde. Ze zijn er echter wel in allerlei soorten, maten en uitvoeringen. Het is belangrijk om er op te letten of de scout zelf al eerder met pictogrammen heeft gewerkt, of hij of zij het al kent, en zo ja, wat voor pictogrammen hij of zij kent. Daarnaast is het handig om een lijst met vaste pictogrammen te gebruiken die herkenbaar worden voor de scout. Hieruit kun je per opkomst de pictogrammen kiezen.

  • Er is geen officieel gebaar voor Scouting. Door andere groepen voor scouts met een beperking worden zowel het installatieteken (duim over ringvinger en wijs- en middelvinger tegen elkaar) als de Scouting ’saluut’ (drie vingers omhoog en duim over de pink) gebruikt.

  • Op de activiteitenbank staat een aantal tips rondom het aanpassen van spelen voor kinderen met een visuele beperking. Er zijn landelijke centra, zoals Koninklijke visio en Bartimeus, die gespecialiseerd zijn in mensen met een visuele beperking en zij kunnen tips geven rondom aangepast spelmateriaal. Op zich zijn aanpassingen niet ingewikkeld. Het gebruik van contrasten in kleuren is belangrijk of de inzet van andere zintuigen, zoals de tast of het gehoor.

  • Het is een vaker voorkomend probleem dat kinderen met een verstandelijke beperking bij de welpen prima meedraaien en dat het bij de scouts niet meer gaat. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de kinderen in de scoutsleeftijd. Als groep kun je het beste, wanneer je een kind met een beperking opneemt, direct aangeven dat per speltak besproken moet worden wat de (on)mogelijkheden zijn. Dan is het ook een minder grote teleurstelling voor kind en ouder. Als groep mag je aangeven wat wel en niet je mogelijkheden zijn, dat is geen discriminatie. In dit speciale geval, waar het kind dus al vanzelf bij de scouts is gekomen, is het verstandig om contact op te nemen met het centrum voor Jeugd en gezin (CJG) en met hen en de ouders samen te kijken of er binnen een andere, wellicht meer speciale Scoutinggroep, mogelijkheden zijn voor dit kind.

  • Natuurlijk kunnen scouts met een beperking ook deelnemen aan een jamboree. Het terrein is toegankelijk voor mensen in een rolstoel. Wanneer er andere aanpassingen nodig mochten zijn, kunnen deze gemaakt worden. Daarvoor dient vooraf contact te worden opgenomen met de organisatie.

  • Het is zeker niet verplicht om een rolstoeltoilet te hebben in je clubhuis, maar wanneer je weet dat er scouts met een rolstoel zijn binnen je groep is het natuurlijk wel aan te bevelen. Richtlijnen zou je kunnen opvragen bij de NSGK, Nederlandse stichting voor het gehandicapte kind (www.nsgk.nl). Je kunt ook kijken in de Blokhutwijzer, hierin vind je de richtlijnen voor een veilig Scoutinggebouw en daarbij is natuurlijk ook gedacht aan scouts met een beperking.

  • In welke mate met een groep rekening hoeft te worden gehouden, is natuurlijk afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van de scouts. Ga daarom in het beginstadium al praten met de mensen die het organiseren. De verschillen tussen verschillende groepen voor scouts met een beperking zijn groot en daarmee ook de mate van aanpassing die nodig is. Wederzijds overleg kan die behoeftes duidelijk maken, maar ook de drempel voor de organisatoren verlagen.

  • Op de website vind je verschillende downloads met daarin achtergrondinformatie over diverse beperkingen en adviezen voor de verzorging en begeleiding van deze kinderen. Daarnaast vind je hier het Handboek voor leiding van scouts met een beperking. De consulent van MEE of van Centrum Jeugd en Gezin kan informatie, advies en ondersteuning bieden. In het handboek staat een lijst met adressen. Vergeet niet om ook met het kind en de ouders te blijven praten. Zij kunnen vaak het best aangeven hoe je het best om kunt gaan met de beperking.

  • Erg leuk dat je een nieuwe groep of speltak voor scouts met een beperking op wilt zetten! De onderstaande hulpmiddelen zouden je daar goed bij kunnen ondersteunen. Daarnaast kun je altijd contact opnemen met de regio en met eventuele andere groepen en speltakken voor scouts met een beperking in jouw gebied. Veel succes!

    Algemene informatie over het oprichten van een nieuwe groep vind je hier. Download hier het Handboek voor leiding van scouts met een beperking. Een uitgebreid naslagwerk met tips en achtergrondinformatie. Je kunt ondersteuning vragen aan je regio en bij MEE of bij Centrum Jeugd en Gezin voor het opzetten van de nieuwe groep of speltak.

Op kamp

  • Reisverzekering
    Wanneer je besluit om een reisverzekering af te sluiten, doe dit dan voor de hele groep in één keer als onderdeel van het kampgeld. Je betaalt dan misschien wel dubbel (voor de leden die een doorlopende reisverzekering hebben), maar in geval van een calamiteit heb je één contactadres voor alle leden en bij een probleem wat meerdere mensen betreft is het dan gemakkelijker handelen. Je betaalt iets meer, maar bent dan van alle ellende af.

    Een reisverzekering omvat altijd de bagageverzekering en de aanvullende ziektekosten, gevaarlijke activiteiten zijn een extra optie. Er is een aantal argumenten om een reisverzekering af te sluiten. Op de site is een overzicht van de aangeboden verzekeringen en uitleg erover te vinden.

    Voor de groep

    Wanneer je naar een andere blokhut gaat, is de aansprakelijkheid van die blokhut niet gedekt in de secundaire WA-verzekering van Scouting. Dat komt, omdat geleende of gehuurde materialen niet onder de WA vallen. Vaak is de brand- of waterschadeverzekering door de verhuurder gedekt. Voor een glasverzekering is dit al minder vanzelfsprekend. ‘Kleinere’ schade aan het gebouw is niet verzekerd. Om dit af te dekken, is een reisverzekering een oplossing.

    Wanneer je gaat kamperen of je neemt veel materiaal mee, dan is er de Scouterpolis. Die verzekert voor de hele groep het materiaal (inclusief aanhanger) dat je meeneemt tijdens weekenden en kampen. Heeft de groep geen Scouterpolis, dan is een reisverzekering een oplossing als je veel en duur materiaal (nieuwe tenten) meeneemt.

    Voor de jeugdleden

    Ziektekosten

    Met de komst van prijsvechters onder de ziektekostenverzekeringen is het niet meer vanzelfsprekend dat je bij een ongeval naar elk willekeurig ziekenhuis kunt gaan. Wanneer er (veel) ouders zijn met een goedkope ziektekostenverzekering, kan een reisverzekering een oplossing bieden.

    Je kunt dit ook terugleggen bij de ouders en hen zelf laten nazoeken of in de regio waar je op kamp gaat er een ziekenhuis is, waar het lid bij een ongeval heen gestuurd kan worden.

    Bagage

    Als je waardevolle spullen meeneemt (denk aan tablet, fototoestel, smartphone, etc.) dan is het altijd raadzaam om een reisverzekering af te sluiten. Je kunt ook als leiding in een brief naar de ouders aangeven dat de jeugdleden geen waardevolle spullen mee moeten nemen en dat je als leiding niet verantwoordelijk bent, wanneer dit toch gebeurt.

  • Heimwee is natuurlijk altijd vervelend. De tips hieronder kunnen je misschien helpen in deze situatie:

    • Praat met de ouders over oplossingen waar zij goede ervaringen mee hebben.
    • Kinderen kunnen zelf ook heel goed vertellen waar ze wel of geen steun aan hebben. Zeker als ze weten dat ze snel last hebben van heimwee en hier mee geholpen willen worden.
    • Maak afspraken met de ouders en het jeugdlid over het wel of niet naar huis bellen. Het ene jeugdlid heeft juist een telefoontje nodig om zeker te weten dat paps en mams beschikbaar zijn. Bij het andere jeugdlid loop je het risico dat contact alleen maar tot nog meer heimwee gaat leiden. Hetzelfde geldt voor het sturen van een kaartje of een brief. Bij de één is dit een goed idee, bij de ander een drama.
    • Wanneer een jeugdlid naar huis belt, zorg dan dat je vooraf de ouders hebt gesproken en dat je ook duidelijkheid hebt over de te maken afspraken.
    • Het kan goed helpen als voor het slapen gaan zoveel mogelijk de rituelen van thuis worden aangehouden.
    • Laat kleine kinderen vertrouwde dingen meenemen op kamp, bijvoorbeeld een knuffel, hun eigen kussen of hun eigen deken. Dit vinden ook kinderen die geen heimwee hebben prettig. Ook een nachtlampje maakt het gebouw een stuk minder eng.
    • Soms wil het beroemde heimweepilletje goed helpen bij kinderen met lichte heimwee: een snoepje dat dienst doet als heimweepil.
    • Oudere kinderen kunnen een schriftje of dagboekje meenemen waarin ze opschrijven wat ze meemaken. Dat helpt om het heimweegevoel van zich af te schrijven. Er ontstaat bij het jeugdlid ook meteen meer inzicht in de voor- en nadelen van het weg van huis zijn. Wat uit zo’n dagboekje ook blijkt, is dat heimwee vooral op bepaalde momenten tijdens het kamp de kop op steekt. En dat het gelukkig ook weer over gaat. Maak dus tijd in je kampprogramma voor het schrijven in een dagboekje voor die jeugdleden die dat nodig hebben.
    • Er blijken risicovolle tijdstippen te bestaan: onder het eten, bij het slapen gaan en net na het wakker worden. Dat zijn de momenten die het meest aan thuis doen denken en waarop er de minste afleiding is. Doordat jeugdleden met een dagboekje die kritieke momenten ontdekken, kunnen ze zich aanwennen om daar een oplossing bij te bedenken.
    • Afleiding helpt tegen heimwee. Dus kan het handig zijn om jeugdleden tijdens het eten bezig te houden met een eetspel, ze ontbijtdienst te laten doen na het wakker worden, te zorgen dat jeugdleden iets te lezen hebben bij het wakker worden of de terugkomtijd in te stellen bij het slapen gaan.
    • Op het moment dat jeugdleden erg moe zijn, wordt het heimweegevoel vaak sterker. Soms is een goede nachtrust voldoende om heimwee de baas te worden. De volgende dag kan het gevoel dan weer over zijn.
    • Betrek het jeugdlid zoveel mogelijk bij de kampactiviteiten en de omgeving, maak het nieuwsgierig en laat het op onderzoek uitgaan. Eigenlijk moet er zoveel fraais te beleven zijn, dat er geen plaats meer is om aan thuis te denken.
    • Maak van tevoren in ieder geval duidelijke afspraken, zodat het jeugdlid weet waar het aan toe is. Wanneer is er tijd voor het dagboekje, wanneer komt het jeugdlid naar de leiding met heimweegevoelens, wanneer heb je even troosttijd, wat doe je als het echt niet meer langer gaat?
    • Het kan geruststellend zijn als het kind van te voren weet dat als het niet lukt dat het naar huis kan, juist deze zekerheid kan maken dat het kind geen heimwee krijgt.
    • Bevers hebben nog een hele Scoutingloopbaan voor de boeg, het logeren is vaak één van de eerste activiteiten zonder ouders, dus dat is heel erg spannend. Soms geven ze van te voren al aan dat ze niet willen blijven slapen, maar wel heel graag mee willen. Maak er geen probleem van en laat ze thuis slapen en de volgende ochtend gewoon terug komen.
    • Weet een bever niet zeker of hij wel wil blijven slapen, laat hem dan toch zijn slaapspullen meenemen met de afspraak dat hij dus toch kan blijven als hij wil. Als de rest van de groep wel blijft slapen, zijn ze vaak zo om.
    • Bekijk heimwee als iets heel moois en benader het positief: wat goed dat je dat hebt, dat betekent dat je lieve ouders hebt, het thuis fijn hebt of zoiets. Maak een brugje naar waarom ze weg zijn (samen leuke dingen doen, wat er nog gaat komen) en dat ze de ouders daarna weer zien. Dit doet vaak al wonderen.
    • Ga er als leidinggevende er serieus mee om, maar maak het niet te gewichtig, al die speciale aandacht kan het ook ‘zwaarder’ maken dan nodig.
  • Toezichthouders of opsporingsambtenaren kunnen minderjarigen naar een identiteitsbewijs vragen. Maar wanneer de minderjarige jonger is dan 14 jaar, geldt geen identificatieplicht. Op grond van de Wet identificatie bij dienstverlening geldt deze alleen voor personen vanaf 14 jaar. De vader of moeder van de minderjarige hoeft daarom ook niet te voldoen aan het verzoek om inzage. Alleen in het openbaar vervoer geldt een identificatieplicht vanaf 12 jaar.

    In de zorg geldt geen leeftijdsgrens. De identificatieplicht geldt vanaf de geboorte. Ouders moeten dus voor hun kinderen een geldig legitimatiebewijs hebben als ze naar een dokter of andere zorgverlener gaan. Een bijschrijving van een (minderjarig) kind in het paspoort van de ouder kan in de zorg nog steeds gebruikt worden ter legitimatie van het kind. Voorwaarde is wel dat het paspoort van de ouder nog geldig is. Dat is niet veranderd met het vervallen van de mogelijkheid om met een bijgeschreven kind te reizen. Omdat je dus nooit zeker weet of een kind medische zorg nodig heeft is het dus altijd belangrijk om een legitimatiebewijs mee te nemen.

  • Kijk eens in de activiteitenbank, daar vind je leuke kampthema's!

  • Het totaalbedrag dat je aan de leden vraagt, is de hoeveelheid geld per lid, maal het aantal personen dat meegaat. Bij bevers ligt dit niet zo hoog; de helft van de bevers betaalt minder dan € 50,-, omdat enkele nachten logeren in het eigen gebouw niet zo duur is. Driekwart van alle welpen betaalt tussen de € 50,- en € 125,- voor een zomerkamp, met een gemiddelde van ongeveer € 80,- (onderzoek 2011). Gemiddeld ligt het kampgeld voor een kamp van een volle week (7 dagen) rond de € 90,- voor scouts (driekwart van alle scouts betaalt tussen de € 50,- en € 125,- voor een zomerkamp, met een meerderheid tussen de € 75,- en € 100,-). Explorers betalen gemiddeld € 110,- (al is de spreiding hier groter en betaalt twee op de zeven meer dan € 125,- en één op de zeven explorers meer dan € 150,-).

    Bij waterwerkgroepen is de kampprijs iets hoger dan bij landscouts. Afhankelijk van wat de activiteiten zijn en waarin er gekampeerd wordt, is dit bedrag hoger of juist lager. Een primitief kamp met veel hikes, buitenspellen en zwemmen in open water is uiteraard goedkoper dan een kamp waarbij in een huisje wordt geslapen en waarbij de leden naar het zwembad en een pretpark gaan. Wanneer je een kamp voor de leden duurder maakt dan andere jaren, zorg dan wel dat je goede redenen voor dat bedrag hebt, zodat je het de ouders kunt uitleggen. Ook is een buitenlands kamp vaak duurder dan een kamp in Nederland.

    Bij sommige groepen betalen de leden niets voor het kamp, omdat het kampgeld al bij de contributie is inbegrepen. Andere groepen kiezen voor een tussenvorm. Soms komt het voor dat er kinderen uit kansarme gezinnen in de groep zijn of kinderen uit gezinnen waarvan er meer kinderen op kamp gaan. Overweeg of je hen een kortingsregeling wilt aanbieden. Ook hebben veel gemeentes een minimaregeling om te zorgen dat met name kinderen niet buiten de boot vallen.

    Wat de leiding betaalt, is vaak afhankelijk van de groepscultuur. Bij sommige groepen betaalt de leiding de helft van het bedrag van de leden, bij andere groepen betaalt de leiding niets. Sta in elk geval stil bij wat het effect is van leiding op de begroting, zeker bij een kleine speltak. Extra kookstaf is dan wel handig, maar die kan ook onevenredig zwaar drukken op de begroting.

  • Bevers blijven een weekendje logeren in de eigen blokhut, de welpen gaan een aantal dagen tot een week op kamp.

  • Een bever blijft voor het eerst bij Scouting slapen, voor veel kinderen is het überhaupt de eerste keer dat ze ergens anders blijven slapen. Dit is voor bevers (en hun ouders) al heel spannend en daarom houd je een logeerpartij met bevers kort en dicht bij huis. De praktische uitwerking is dan een weekend logeren in je eigen blokhut (of de blokhut van een andere Scoutinggroep in het dorp). In een Scoutingjaar vinden doorgaans één of twee logeerpartijtjes plaats. De richtlijn van Scouting Nederland is dat je pas bij de welpen op kamp gaat naar een andere blokhut (in Nederland).

  • Welpen gaan op kamp in een blokhut in Nederland. Gezien de leeftijd, is het veel prettiger als welpen in een blokhut overnachten. Hierbij spelen ervaring, het gevoel van veiligheid en praktische overwegingen een rol:

    • Ze hoeven niet ’s nachts naar buiten om te plassen
    • Je hebt een keuken om te koken
    • Je kunt binnen aan tafel knutselen of je kunt binnen schuilen als het regent
    • Je kunt een lamp aandoen als het donker is
    • Je kunt de verwarming aandoen als het koud is
    • Het is bij de scouts extra spannend om te gaan kamperen
    • De oudste welpen kunnen een nacht in een tent verblijven (in een tent naast de blokhut)
    • De richtlijn van Scouting Nederland is dat je pas bij de scouts gaat kamperen in (ploeg)tenten.
  • Ja, een thema is een belangrijk onderdeel van kampprogramma. Je kamp staat of valt met een goed thema. Als je in een bepaald thema wilt gaan spelen, probeer dan ook een accommodatie of kampplaats te vinden die past in het thema. Als er voorkeur is voor een bepaalde omgeving, kijk dan of je er met een bepaald thema bij kunt aansluiten. Kijk ook of een thema wel voldoende mogelijkheden biedt. Het gaat er daarbij niet alleen om dat jij als leidinggevende er activiteiten bij kunt verzinnen, maar vooral of de jeugdleden er hun fantasie in kwijt kunnen en dat het bij hun leeftijd en ontwikkeling past. Een thema loopt als een rode draad door het kampprogramma heen. Gebruik het thema om nieuwe activiteiten te bedenken. Ook mogelijke activiteiten in de buurt kun je gebruiken binnen je thema. Een thema kan op verschillende manieren gebruikt worden tijdens een kamp. Je kunt het bijvoorbeeld gebruiken als kapstok, maar ook als verdieping. Ga maar eens een week echt leven als indiaan. Ook voor het kamp kun je al het één en ander voorbereiden in opkomsten. Zorg er wel voor dat een thema spannend blijft gedurende een week.

    Bedenk hoe jouw thema valt bij (een deel van de) ouders. Je hoeft daar niet altijd rekening mee te houden, maar je moet zeker wel altijd een weloverwogen beslissing nemen. Ga je op kamp met als thema heksen en tovenaars, dan moet je niet raar opkijken dat kinderen met een orthodox christelijke achtergrond niet mee gaan. Dit soort dingen weten mensen vaak niet, maar magie, toverij, geesten en dat soort dingen kunnen problematisch liggen.

    Er zijn verschillende manieren om tot een kampthema te komen. Je kunt denken aan:

    • Televisieprogramma’s (populaire televisieseries, films of games die de jeugdleden aanspreken)
    • Internet (scoutpedia, groepswebsites, etc.)
    • Scouting Magazine
    • Bever-Doe-Dag, Jungledag of regionale Scoutingwedstrijden
    • Activiteitenbank
    • Gebeurtenissen uit de geschiedenis (denk ook aan groepsarchief)
    • Ideeën van jeugdleden
    • Sprookjes
    • Omgeving (bijzondere plekken, bezienswaardigheden, ontstaansgeschiedenis)
    • Fantasie (prikkelt de creativiteit)
    • Beverkompas, Bevergids, Welpenkompas, Junglegids, Jungle-avonturen van Shanti & Mowgli.

    Houd er rekening mee dat het verhaal een langere tijd duurt. Het thema moet spannend blijven tijdens het kamp. Zorg dat het thema een pakkend begin heeft, een hoogtepunt kent en dat alles uiteindelijk toch weer goed afloopt. Een thema met een kop en een staart dus. Een goed voorbeeld is het Sinterklaasjournaal. Voor bevers en welpen is een happy end een prima afsluiting van het logeerweekend of kamp. Vooral bevers leven zich volledig in een thema in en moeten aan het eind van hun logeerpartij wel weer ‘terug’ naar de gewone wereld waar papa en mama hen weer komen ophalen.

  • Alle informatie die nodig is, wordt ingevuld op het gezondheidsformulier.

    Denk aan de volgende punten:

    • Toestemming van de ouders dat het jeugdlid mee mag gaan op kamp (anders is het ontvoering!), regel dit voor een kamp in Nederland schriftelijk via het inschrijfformulier of het gezondheidsformulier. Laat in geval van scheiding beide ouders het formulier invullen. In geval van een kamp in het buitenland maak je gebruik van een speciaal toestemmingsformulier;
    • Gegevens over ziektekostenverzekering;
    • Medische gegevens (allergieën, ziekte of medicijnen);
    • Adres en telefoonnummer waar ouders te bereiken zijn;
    • Wel/geen zwemdiploma en akkoord dat iemand gaat zwemmen;
    • Dieet;
    • Wanneer er in een noodsituatie beslist moet worden, dan zal een arts handelen (dit heet goed hulpverlenerschap en is geregeld in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst of WGBO). Een briefje met toestemming van ouders om beslissingen te nemen in noodsituaties, is niet rechtsgeldig en dus niet nodig.

    Download hier het gezondheidsformulier (ook wel medisch formulier genoemd).

  • Er is een aantal hulpmiddelen om een geschikte blokhut of een geschikt kampeerterrein te vinden. De accommodatiegids op de site is een belangrijk hulpmiddel. Maar ook via scouts uit andere groepen en via websites van groepen kun je leuke blokhutten vinden.

  • Explorers gaan bij voorkeur op expeditie in het buitenland (binnen Europa). Roverscouts ontdekken de wereld ook buiten Europa. Met de trein, busjes of het vliegtuig trekken ze erop uit. De manier van reizen bepaalt ook het beeld van het kamp: meer lichtgewicht, meer naar buiten gericht en niet op één kampterrein. Een trektocht met een rugzak in de Eifel of een sterkamp op een Gilwell Park met een bezoekje aan Londen.

    Mag je met een jongere leeftijd al naar het buitenland? Wat is mogen? De richtlijn van Scouting Nederland is dat scouts kamperen in Nederland. Op deze manier blijven er nog nieuwe uitdagingen over als scouts overvliegen naar de explorers.

  • De ultieme kampervaring kan een jeugdlid natuurlijk alleen maar hebben als er een goed programma is. Een goed programma is niet alleen een aaneenschakeling van heel leuke spellen, er komt meer bij kijken. Zo is het belangrijk dat de leden tussendoor genoeg rust krijgen, wissel daarom drukke en rustige programma’s af. Dat is natuurlijk niet alleen belangrijk voor de leden, maar ook voor jezelf als leidinggevende: kijk door het kamp heen ook eens goed naar de inspanning die elk programma van jou vraagt. Stop dus niet alle programma’s die je als leidinggevende veel energie en regelwerk kosten in het begin van het kamp, dat zorgt ervoor dat je halverwege het kamp uitgeput bent.

    Vermoeidheid maakt jou en je jeugdleden prikkelbaar en dat is voor jezelf, je medestafleden en je leden niet heel prettig. Jeugdleden zullen veel positiever op hun kamp terugkijken wanneer je een gevarieerd programma aanbiedt, dus niet alleen maar ontzettend gave spellen, maar ook andere dingen. Er mag ook best een serieus onderdeel in zitten. Denk daarbij aan een bezoek aan een museum (dat aansluit bij de belevingswereld van de leden) of een stukje bijdragen aan de maatschappij. Een goed programma kun je bereiken door ervoor te zorgen dat de acht activiteitengebieden allemaal aan bod komen.

  • Houd tijdens het kamp het welzijn van de kinderen in de gaten: kijk of ze allemaal wel genoeg drinken en goed eten. Zorg dat er elke dag een goede maaltijd op tafel staat, ook bij scouts waar vaak in ploegen gekookt wordt. Denk hierbij aan de schijf van vijf en realiseer je dat je als je de hele dag actief buiten bezig bent meer energie verbruikt dan op een normale werk- of schooldag. Onder het welzijn valt uiteraard ook de hygiëne: zorg dat de kinderen zich goed wassen, hun tanden poetsen en schone kleren aantrekken. Als er niet de mogelijkheid is om te douchen, ga dan in elk geval halverwege het kamp naar een zwembad waar ook gedoucht kan worden. Als je veel buiten en in het bos bent, is de kans groot dat iemand een keer een wondje oploopt. Hoe klein het wondje ook is, zorg dat dit wordt schoongemaakt. Dat verkleint de kans op infectie, een kans die buiten wat groter is dan in de beschermde thuisomgeving.

Bevers

  • De richtlijn is 16 bevers met 4 leidinggevenden. Meer mag ook, maar dat is niet aan te raden. Het advies is om niet verder te gaan dan 20 bevers. Dit in verband met het organiseren van activiteiten, het contact met de bevers en het overzicht bewaren. Daarnaast is bij Scouting het groepsproces ook erg belangrijk, een plekje vinden in een groep van 30 bevers is moeilijker voor een kind dan in een groep van 12 bevers.

  • Ja, dit zijn de zogenaamde 'funbadges'. De funbadges zijn verkrijgbaar bij de ScoutShop. Overigens zal je geen badge van Stuiter kunnen vinden, want als leidinggevende is het niet de bedoeling dat je Stuiter bent. Stuiter is het spelfiguur binnen het themaverhaal met wie de bevers zich kunnen identificeren; het is een androgyn kind in de beverleeftijd.

  • Bevers dragen een rode Scoutfit blouse. Ook het blauwe Scoutfit T-shirt en de Scoutfit trui maken deel uit van de Scoutfit.

Welpen

  • De richtlijn vanuit Scouting Nederland is dat de welpen een zomerkamp houden in een clubhuis ergens in Nederland. Veel welpen vinden een zomerkamp in een andere plaats en in een ander clubhuis al erg spannend. Welpen zien geen verschil tussen een weekendje in Nederland of ergens anders in de Benelux of misschien nog wel verder weg. Als je in een regio woont die grenst aan het buitenland en eventuele kinderen met heimwee snel en veilig naar hun ouders gebracht kunnen worden, kun je met ouders overleggen of zij dit acceptabel vinden. Je hebt wel altijd een paspoort of ID-kaart nodig! Controleer ook of er andere regels of wetten zijn waar je je aan moet houden. Tot slot, welpen zijn welpen, naar het buitenland kunnen ze altijd nog op een latere leeftijd. Scouting Nederland adviseert een buitenlands kamp vanaf de explorers.

  • Ja, er zijn speciale nesttekens in verschillende kleuren te koop bij de ScoutShop.

  • Ja, dit zijn de zogenaamde 'funbadges'. De funbadges zijn verkrijgbaar bij de ScoutShop. Overigens zul je geen badge van Mowgli of Shanti kunnen vinden, want als leidinggevende is het niet de bedoeling dat je Mowgli of Shanti bent. Mowgli en Shanti zijn de spelfiguren binnen het themaverhaal met wie de welpen zich kunnen identificeren; het zijn kinderen in de welpenleeftijd. Ook Shere Khan en Tabaqui zullen door de ScoutShop niet verkocht worden, dit zijn de twee 'slechteriken' in het verhaal en het is niet zo passend om als leidinggevende een slechterik te spelen.

  • Als je een welpenhorde wilt gaan opzetten, zou je om te beginnen moeten denken aan:

    • Gemengd of ongemengd
    • Opkomsttijden
    • Ruimte (Scoutinggebouw)
    • Voldoende welpen (minimaal 12 en maximaal 30 voor 1 horde)
    • Voldoende gekwalificeerde leiding
    • Bekendheid met het spelprogramma en thema
    • Contacten met ouders
    • Kampen/weekenden
    • Scoutfit
    • Kennis van eerste hulp

    Dat zijn de echte eerste aandachtspunten voor het opzetten van een nieuwe horde. Daarbij moet je altijd denken aan waarom je een horde wilt starten, wat je wilt bereiken en zeker ook hoe je dat wilt bereiken. Dit zou meer dan alleen 'een welpenhorde is er nog niet binnen onze Scoutinggroep' inhouden, er is motivatie nodig om een horde te starten. Daarnaast heb je een leidingteam nodig dat volledige steun heeft achter alle plannen en dat zich volledig wil inzetten voor ledenwerving, maar zeker ook ledenbehoud.

  • De welpen houden de ringvinger en pink tegen de duim en de wijsvinger en middelvinger in een v-tje omhoog, als je een beetje fantasie hebt zie je er een wolvenkopje in. Daarnaast verwijzen de twee omhoogstaande vingers naar de twee zinnen in de belofte.

  • Je hoeft zeker niet alles in thema te doen. Maar als je eenmaal met een thema bent begonnen, is het voor kinderen van die leeftijd wel belangrijk dat je je er aan houdt. Daarnaast kan het voor jou als leidinggevende soms ook heel handig zijn om een activiteit misschien soms net wat spannender te maken. In het jungleverhaal komen daarnaast morele aspecten aan de orde, zoals goed en kwaad. Door met een thema te werken, kun je dit soort onderwerpen met kinderen bespreken op een manier die tot hun verbeelding spreekt.

  • Insignes op zich zijn niet belangrijk. Wel kun je met de eisen voor insignes hele leuke opkomsten maken. En het is natuurlijk stoer om met je verdiende insigne op je mouw rond te lopen! Zo kunnen kinderen ook laten zien wat ze leren bij Scouting. Daarom moeten de welpen ze ook echt verdienen. Als leidinggevende moet je nooit uit het oog verliezen dat iedereen naar zijn eigen kunnen meedoet, zeker op die leeftijd! Daarom kan een welp een insigne halen op zijn eigen niveau, per insigne zijn er drie niveaus waarop een welp het insigne kan halen.

  • Als het gaat om een maaltijd koken met pannen, dan is dat iets dat je ze beter bij de scouts kunt laten doen. Maar een broodje of popcorn bakken op een houtvuur(tje) waar je bij blijft staan als leidinggevende, kan uiteraard wel. Dat vinden de welpen geweldig (en het is al spannend genoeg).

  • Ja, het is niet verboden. Is het wenselijk? Nee, dat niet. Sommige groepen kamperen ook met de welpen. Maar zeker voor de jongste welpen is een aantal nachten niet bij hun ouders zijn al spannend genoeg. En dan is een clubhuis toch wat 'veiliger' dan een tent in een donker bos. Veel groepen willen het ook niet. Zo houd je de programma's een beetje gescheiden en leren de kinderen ook bij de scouts nog nieuwe dingen. Voor de welpen is er wel een vaardigheidsinsigne Nachtje kamperen. Dit insigne is speciaal bedoeld voor de oudste welpen die op het punt staan over te vliegen naar de scouts. Met dit insigne gaan ze met de hulp van de leiding een tent opzetten en er een nachtje in slapen. Zo hebben ze al een keer geproefd aan wat er bij de scouts gaat gebeuren. En het wordt nog beloond met een insigne ook!

  • De richtlijn is 24 welpen met 4 leidinggevenden. Meer mag ook, maar dat is niet aan te raden. Het advies is om niet verder te gaan dan 30 welpen. Dit in verband met het organiseren van activiteiten, het contact met de welpen en het overzicht bewaren. Daarnaast is bij Scouting het groepsproces ook erg belangrijk, een plekje vinden in een groep van 40 welpen is moeilijker voor een kind dan in een groep van 20 welpen.

  • Welpen bij een landgroep en (meestal ook) bij een luchtgroep dragen een groene Scoutfit blouse. Welpen bij een watergroep dragen een blauwe Scoutfit blouse. Ook het blauwe Scoutfit T-shirt en de Scoutfit trui maken deel uit van de Scoutfit.

  • Gidsen zijn de 'leiders' van een nest, vaak de oudste welpen die al wat langer op Scouting zitten. Een gids helpt de jongere welpen in zijn nest, neemt initiatief en legt dingen uit aan de welpen in het nest. Speciaal voor deze gidsen is er een gidsteken dat je kunt bestellen bij de ScoutShop.

  • Nesten zijn de subgroepjes waarin een welpenhorde is verdeeld. Deze nesten worden aangegeven met een kleur en het is ook mogeljik om een nestteken te bestellen via de ScoutShop.

  • Een horde is een groep welpen. Een horde bestaat uit ongeveer 16 tot 24 welpen en is weer verdeeld in kleine groepjes van 5 tot 7 welpen. Die groepjes worden nesten genoemd.

  • Het verhaal van de jungle is zeker geschikt voor het waterwerk. Het is op verschillende manieren ook aantrekkelijk gemaakt voor waterscouts. Alle plaatsen in de jungle zijn bereikbaar via het water. In de jungle wonen verschillende waterdieren die je kunt gebruiken als uitgangspunt voor de wateractiviteiten. Jacala, Malchi, Dahinda en Marala zijn dieren die zich in het water uitermate op hun plek voelen. Samen met het insigneaanbod, waar veel diversiteit in is aangebracht, biedt het verhaal veel kansen voor waterscouts. En als leidinggevende heb je zelf een grote invloed op het thema. Waar leg jij de accenten op? Welke activiteitengebieden laat je naar voren komen?

  • Het verhaal van de jungle is zeker wel geschikt voor meiden. Het is op verschillende manieren ook aantrekkelijk gemaakt voor meiden, en niet alleen door het figuur Shanti toe te voegen aan het verhaal. In het jungleverhaal wordt er extra aandacht geschonken aan de verschillende plaatsen in de jungle. Ook drukt Haveli (het mensendorp) een grote stempel op het jungleverhaal, Haveli symboliseert het activiteitengebied Samenleving. De Guha grotten staan bijvoorbeeld voor het activiteitengebied Expressie. Ook kun je in het Welpenkompas een junglealfabet vinden. Samen met het insigneaanbod, waar veel diversiteit in is aangebracht, biedt het verhaal juist veel kansen voor meiden. En als leidinggevende heb je zelf een grote invloed op het thema. Waar leg je de accenten op? Welke activiteitengebieden laat je naar voren komen?

Scouts

  • Ja, het is niet verboden om met je scouts naar het buitenland te gaan. Is het wenselijk? Nee, dat niet. De richtlijn van Scouting Nederland is dat scouts kamperen in Nederland. Op deze manier blijven er nog nieuwe uitdagingen over als scouts overvliegen naar de explorers.

  • De richtlijn is 28 scouts met 4 leidinggevenden. Meer mag ook, maar dit is niet aan te raden. Het advies is om niet verder te gaan dan 35 scouts. Dit in verband met het organiseren van activiteiten, het contact met de scouts en het overzicht bewaren. Daarnaast is bij Scouting het groepsproces ook erg belangrijk, een plekje vinden in een groep van 40 scouts is voor een kind moeilijker dan in een groep van 20 scouts.

  • PL's (ploegleiders) en APL's (assistent-ploegleiders) zijn de 'leiders' van een troep, vaak de oudste scouts die al wat langer op Scouting zitten. Een PL en APL helpen de jongere scouts in de ploeg, nemen initiatief en leggen dingen uit aan de scouts in de troep.

  • Ploegen zijn de subgroepjes waarin een scoutstroep is verdeeld en worden aangegeven met een dier (ploegteken).

  • Een troep is een groep scouts. Een troep bestaat uit ongeveer 16 tot 24 scouts en is weer verdeeld in kleine groepjes van 5 tot 7 scouts, deze groepjes worden ploegen genoemd.

  • Er zijn voor deze situatie geen vaste regels. In principe is opnieuw installeren niet nodig, maar je kunt ervoor kiezen het wel te doen. Laat het afhangen van de situatie en het betreffende jeugdlid. Scouting levert maatwerk en dat is juist bij deze gelegenheden belangrijk. Waarom je wel opnieuw zou willen installeren: het geeft een duidelijk nieuw begin, een signaal aan de scout dat hij weer (nog steeds) welkom is. Als iemand vervelend is weggegaan, geeft het naar de groep toe het signaal dat hij of zij weer mee wil doen (je 'kunt weer op hem of haar rekenen').

    Waarom je niet opnieuw zou willen installeren: eens een scout altijd een scout. Je hebt al de belofte afgelegd en dat is genoeg. Het is niet nodig of zelfs ongewenst om extra aandacht te vestigen op 'de situatie' (bijvoorbeeld als iemand een tijdje wegens privé-omstandigheden weg is geweest). Kortom: wel of niet opnieuw installeren, is heel persoonlijk. Bij de scouts kun je dat ook heel goed aan de groep uitleggen.

    Wat betreft vaardigheidsinsignes: het zou onzin zijn om van iemand te verlangen dat hij die opnieuw gaat halen. Hij of zij heeft er destijds hard voor gewerkt en heeft ze dus verdiend. Ze mogen gewoon weer op de Scoutfit, ook als hij of zij ze bij een andere groep gehaald heeft.

  • De officiële scoutsleeftijd is 11 tot 15 jaar. Dat betekent dat welpen overvliegen naar de scouts in het jaar waarin ze 11 worden. De scouts vliegen over naar de explorers in het jaar waarin ze 15 worden, dit is vaak in de derde klas van het voortgezet onderwijs. Veel groepen vliegen in september over, daar is de leeftijdsindeling bij Scouting ook op gebaseerd. Dat betekent dat een scout overvliegt naar de explorers op het moment dat hij naar de vierde klas gaat.

    Het belangrijkste criterium voor overvliegen is natuurlijk of de betreffende scout zelf toe is aan een nieuw programma. Het kan dus voorkomen dat je besluit om iemand nog een jaar of een half jaar langer bij de scouts te laten, bijvoorbeeld omdat hij of zij pas laat scout geworden is en dus nog veel uitdaging vindt in het scoutsprogramma. Of omdat de explorergroep relatief oud is en je dus verwacht dat hij of zij daar nog geen aansluiting bij vindt en beter op een later moment kan overvliegen als er nog meer (bevriende) scouts gaan overvliegen.

    Het is dus mogelijk om bij wijze van uitzondering (niet als regel!) nog een jaartje te wachten. Langer wachten is niet verstandig. Er zijn ook verkeerde argumenten om nog even te wachten. Soms houdt men scouts nog een jaartje vast, omdat dat beter zou zijn voor de ploegen. Dat is niet eerlijk ten opzichte van de betreffende scout. Overvliegen is iets persoonlijks. Je moet dus altijd uitgaan van degene die overvliegt. Tenslotte is niemand echt onmisbaar voor je ploeg!

  • Nee, het is niet verplicht om als scout een zakmes te hebben en bij iedere Scoutinggroep gelden hierover andere afspraken. Binnen je groep zal je hier dus afspraken over moeten maken. Zakmessen zijn natuurlijk te koop bij de ScoutShop.

Explorers

  • De richtlijn is 20 explorers met 2 mensen begeleiding. Meer mag ook, maar is niet aan te raden. We raden je aan niet verder te gaan dan 24 explorers. Dit in verband met het organiseren van activiteiten, het contact met de explorers en het overzicht bewaren. Belangrijk onderdeel bij explorers is 'zelf doen'. In een hele grote afdeling is er niet genoeg te doen voor iedereen. De jongeren krijgen dan niet de kans om zelf dingen te proberen en de kans dat dingen op een kleine schaal mis mogen gaan.

  • Het zomerkamp bij de explorers heet 'expeditie'. Je organiseert dat samen met de andere explorers zelf. Scouting Nederland stimuleert dat een afdeling minstens eenmaal in de drie jaar naar het buitenland op expeditie gaat.

  • Bij de explorers doe je alles zelf. Je neemt zelf beslissingen, zoals waar je op expeditie gaat, welke programma's je doet, hoe je lokaal eruit ziet, etc. Dat zelf beslissingen nemen, heet 'zelfbestuur'. Om te zorgen dat het allemaal een beetje ordelijk verloopt, is er een afdelingsbestuur: een voorzitter, penningmeester en secretaris. Deze explorers zorgen samen met de begeleiding dat iedereen zijn steentje bijdraagt en iedereen inspraak heeft.

  • Een afdeling is een groep explorers. Een afdeling bestaat uit ongeveer 6-20 explorers, met minimaal 2 mensen begeleiding.

  • De officiële explorerleeftijd is 15 tot 18 jaar. Dat betekent dat scouts overvliegen naar de explorers in het jaar waarin ze 15 worden. De explorers vliegen over naar de roverscouts in het jaar waarin ze 18 worden. Veel groepen vliegen in september over, daar is de leeftijdsindeling bij Scouting ook op gebaseerd.

    Het belangrijkste criterium voor overvliegen is natuurlijk of de betreffende explorer zelf toe is aan een nieuw programma. Het kan dus voorkomen dat je besluit om iemand nog een jaar of een half jaar langer bij de explorers te laten, bijvoorbeeld omdat hij of zij pas laat explorer geworden is en dus nog veel uitdaging vindt in het explorerprogramma. Of omdat de roverscoutsstam relatief oud is en je dus verwacht dat hij of zij daar nog geen aansluiting bij vindt en beter op een later moment kan overvliegen als er nog meer (bevriende) explorers gaan overvliegen. Het is dus mogelijk om bij wijze van uitzondering (niet als regel!) nog een jaartje te wachten. Langer wachten is niet verstandig.

    Er zijn ook verkeerde argumenten om nog even te wachten. Soms houdt men explorers nog een jaartje vast, omdat dat beter zou zijn voor de afdeling. Dat is niet eerlijk ten opzichte van de betreffende explorer. Overvliegen is iets persoonlijks. Je moet dus altijd uitgaan van degene die overvliegt.

  • De Explorergids is een boek voor zowel jeugdleden als begeleiding, omdat van de explorers wordt verwacht dat ze vooral zelf aan de slag gaan. Daar worden in dit boek handvatten voor gegeven, die je natuurlijk als begeleiding ook kunt gebruiken. Daarnaast is er een specifiek hoofdstuk voor begeleiding, het Explorerkompas, maar we gaan er vanuit dat de jeugdleden inmiddels oud genoeg zijn om te mogen lezen wat er van hun begeleiding verwacht wordt.

  • Onder het kopje Explorers kun je meer informatie vinden over het aanvragen avn een afdelingsnummer, daar staat ook veel informatie op die voor jou als begeleiding interessant is.

Roverscouts

  • Een groepje roverscouts heet een stam, zoals explorers samen een afdeling vormen.

  • Er is voor de naam 'roverscouts' gekozen omdat dit internationaal passend is. In veel landen heet de speltak van deze leeftijdsgroep 'rovers'. Aangezien dit in Nederland een zeer onbekende naam is, is niet voor deze naam gekozen maar is er het woordje ‘scouts’ aan toegevoegd. De naam 'roverscouts' past bij het internationale gehalte dat het roverscoutsprogramma heeft.

  • Een stam kan coaches aanwijzen in de leeftijd van 22 en 23 jaar, die actief meedraaien bij de roverscouts. Een stamadviseur is iemand die vanaf de zijlijn adviseert en niet zelf de opkomsten meedraait. Het leeftijdsadvies voor adviseurs is 23 tot 40 jaar.

  • Omdat er een eindleeftijd is gesteld aan het jeugdlidmaatschap bij Scouting Nederland. Lidmaatschap van Scouting bestaat vanaf 21 jaar nu uit het jezelf ten dienste stellen aan jeugdleden, groep of regio binnen Scouting. Hoewel iedereen een leven lang bijleert, bereikt de lichamelijke en emotionele ontwikkeling het hoogtepunt rond het 21e levensjaar. Bovendien worden de roverscouts gezien als een speltak na de explorers.

  • Ja, er zijn richtlijnen voor de roverscouts. Dit wordt in het uitgewerkte programma naar voren gebracht. De nadruk hierbij ligt op persoonlijke ontwikkeling en op internationale contacten. Het programma sluit aan bij de huidige praktijk en biedt structuur voor groepen en stammen. Meer informatie over het programma van de roverscouts vind je hier.

Scoutingspel